
Spreekwoorden: (1914)
Iemand zijn paspoort geven,d.w.z. iemand uit zijn dienst ontslaan, wegsturen; vooral van den militairen dienst gezegd; zijn paspoort nemen, ontslag nemen (o.a. B.B. 378); vgl. Plantijn: Pasport nemen, prendre passeport. Ook werd het bij overdracht gebruikt van een meisje, dat haren vrijer bedankte, ...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Iemand zijn paspoort geven,d.w.z. iemand uit zijn dienst ontslaan, wegsturen; vooral van den militairen dienst gezegd; zijn paspoort nemen, ontslag nemen (o.a. B.B. 378); vgl. Plantijn: Pasport nemen, prendre passeport. Ook werd het bij overdracht gebruikt van een meisje, dat haren vrijer bedankte, ...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.